Er zijn 2 kanten aan een auto op kosten van de zaak: kosten die de werkgever moet betalen, en kosten die de werknemer moet betalen.
De werkgever kan de afschrijving en kosten van een auto beperkt inbrengen als bedrijfskosten, afhankelijk van CO2 uitstoot. Dat betekende in de praktijk dat de kosten van een oudere benzine bijvoorbeeld maar voor 50% als bedrijfskosten konden ingegeven worden op de resultatenrekening, terwijl een recente diesel bijvoorbeeld voor 70% aftrekbaar was, en een nette hybride tot 90% kon halen. Voor volledig elektrische auto's is er een voorkeursbehandeling waarbij niet alleen de kosten voor 100% in de resultatenrekening opgenomen kunnen worden, maar het bedrijf ook nog eens 20% extra kosten in rekening kan nemen.
De werknemer krijgt op het zogenaamde "voordeel aller aard" omdat hij een wagen van de werkgever krijgt, een belasting. Dat "voordeel aller aard" wordt ook berekend op basis van CO2-uitstoot en nog wat vermenigvuldigingen, met als doel ook de werknemers aan te zetten zuinigere wagens te kiezen. Op dat berekende voordeel heft de overheid dan een 40-50% belasting, net zoals op het brutoloon.
Door nu hybrides als gewone auto's te gaan belasten en niet meer de NEDC-normen te gebruiken (vanaf 2020) betekent het dus dat heel wat hybrides vanaf dan heel wat meer gaan kosten voor de werknemer, en de werkgever heel wat minder kosten in de resultatenrekening kan opnemen.